e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lekkerbek goede eter: goeie aeter (Oirlo), spader: Aete as enne spaajer: zeer veel eten  spaajer (Oirlo) goede eter || lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelietje-van-dalen snuifbloemetje: snuuf-bluŭmke (Oirlo) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] III-4-3
lemmer het scherp: Schi‰te met schaerp  schaerp (Oirlo), lemmet: lemmet (Oirlo), limmet (Oirlo) scherp van een mes || snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] || zijvlak van een mes, bijl III-2-1
lende lende: leinde (Oirlo) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lenig gezwank: gezwank (Oirlo), handig: hendig (Oirlo) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lente, voorjaar lente: laente (Oirlo), leinte (Oirlo), voorjaar: vurjaor (Oirlo), vroegjaar: (dit is een synoniem voor vurjaor - zie blz. 650).  vroegjaor (Oirlo), (dit is synoniem voor laente en is oud Venrays).  vroegjaor (Oirlo) lente [SGV (1914)] || voorjaar, lente III-4-4
lepe, doortrapte kerel gladjanus: enne gladjanus (Oirlo), lepe kerel: lieëpe kél (Oirlo), leperd: liëperd (Oirlo) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || lepe, sluwe kerel || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: laepel (Oirlo), De lepel weggeleed hebbe: gestorven zijn Wie mit d\'n dËvel van ieënen telder wil aete, mòt enne lánge lepel hebbe: wie met slecht volk omgaat moet tegen hen opgewassen zijn  lepel (Oirlo) lepel || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek lepelrek: laepel-rek (Oirlo), lepelrekje: laepel-rekske (Oirlo) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leraar leraar: (op de middelbare school; vervolgopleiding).  lieraar (Oirlo), meester: (op de lagere school).  maester (Oirlo), professor (lat.): (op de hogere school; ook bij priesterseminaries).  prefesser (Oirlo) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1