e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taaie pannenkoek leren thijs: Een pannekoek, die zonder gist gebakken wordt en daaom plat, vast en taai is  laerenties (Oirlo) taaie pannekoek III-2-3
taaien kapot stampen: kepot stampe (Oirlo) IJs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien]. [N 88 (1982)] III-3-2
taal taal: taal (Oirlo) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart taart: taart (Oirlo), Syst. WBD  taart (Oirlo) taart [SGV (1914)] || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
taats van de kleine spil taats: taats (Oirlo) Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24] II-3
taatspot van de kleine spil potje: potje (Oirlo) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tabak tabak: tabak (Oirlo), r Schón tebák van hebbe: er meer dan genoeg van hebben Gén piëp tebák werd zien: zich verre van fit voelen  tebák (Oirlo) tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabak snuiven snuiven: snūve (Oirlo) het doen snuiven van tabak, opium III-2-3
tabaksdoos, tabakspot tabaksdoos: tebáksdoeës (Oirlo) tabaksdoos III-2-3
tabakspot tabakspot: tebákspot (Oirlo) tabakspot III-2-1