29055 |
geren |
geren:
gejrǝ (L216p Oirlo)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
en paar (L216p Oirlo)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20912 |
gerookt spek |
schinkenspek:
schaenkespek (L216p Oirlo)
|
gerookte mager (doorregen) spek
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
aal:
ōͅl (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
gerookte paling:
gerökte paoling (L216p Oirlo),
paling:
Ennen aol is genne paoling: Het mindere mag men niet als meerdere aanprijzen
paoling (L216p Oirlo)
|
paling || panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
garst (L216p Oirlo)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
geruit kleed:
geruut klieəd (L216p Oirlo),
geruut kliët (L216p Oirlo)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21893 |
geschenk |
gift:
gift (L216p Oirlo),
uitgift:
uutgift (L216p Oirlo)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
(bijv. de Pieters-femilie).
femilie (L216p Oirlo)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
fut:
de fut (L216p Oirlo)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
in bed kruipen:
ien bed kroepe (L216p Oirlo),
naaien:
cf. VD fr.
naeje (L216p Oirlo),
wiksen:
wikse (L216p Oirlo)
|
coïre || gemeenschap met een vrouw hebben || geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|