20173 |
kind (troetelnaam) |
diertje:
dierke (L216p Oirlo),
keutel:
keutel (L216p Oirlo),
kindje:
kieneke (L216p Oirlo),
olletje:
oeleke (L216p Oirlo),
prulletje:
prulleke (L216p Oirlo),
schatje:
schatje (L216p Oirlo),
snobbel:
snoebel (L216p Oirlo),
wormpje:
wörmke (L216p Oirlo)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)] || kind; koosnaam || klein kind; koosnaam
III-2-2
|
20204 |
kinder(wandel)wagen |
wandelwagen:
wândelwage (L216p Oirlo)
|
kinderwagen zonder kap
III-2-2
|
24011 |
kindercommunie |
kindercommunie (<lat.):
kienderkemunie (L216p Oirlo)
|
Een kindercommunie [kingerkómmelejoeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23999 |
kinderdoop |
kinderdoop:
kienderduuëp (L216p Oirlo)
|
Een kinderdoop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21701 |
kinderfiets |
kinderfietsje:
kiender-fiets-ke (L216p Oirlo)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
22691 |
kinderfluitje |
feep:
feep (L216p Oirlo)
|
Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22692 |
kinderfluitje uit vlierhout |
vlier:
vlier (L216p Oirlo)
|
Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18738 |
kinderhemd? |
hemd:
hemd (L216p Oirlo)
|
Onderhemd voor kinderen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van kinderen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18674 |
kinderkleren |
kinderkleren:
kienderklier (L216p Oirlo),
kienderkliêr (L216p Oirlo)
|
kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] || Kinderkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
23567 |
kinderkoor |
kinderkoor:
keinderkoeer (L216p Oirlo)
|
Het kinderkoor, jongenskoor of knapenkoor, een zangkoor van kinderen uit de hoogste klassen van de lagere school. [N 96B (1989)]
III-3-3
|