17646 |
bekkenholte |
slip:
slup (L216p Oirlo)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22677 |
bekkens |
bekkens:
bekkens (L216p Oirlo),
deksels:
deksels (L216p Oirlo)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21684 |
bekostigen? |
niet trekken:
dat kan de "brune"nie trekke (L216p Oirlo)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31451 |
bektang, buigtang |
kraaienbek:
krē̜jǝn˱bɛk (L216p Oirlo
[(tangetje met ronde bekken)]
)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
21357 |
bekvechten |
muilen:
moele (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25075 |
belangrijk, van belang |
belangrijk:
belangriek (L216p Oirlo),
de moeite waard:
dat is de moeite waerd (L216p Oirlo)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21715 |
belasting |
belasting:
belâsting (L216p Oirlo)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
blauwe brief:
blauwe brief (L216p Oirlo)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23951 |
belofte |
belofte:
belofte (L216p Oirlo)
|
Een belofte. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21600 |
belofte niet houden |
zich niet aan zijn woord houden:
den helt zich nie an zien woord (L216p Oirlo)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|