18130 |
ongeluk |
een stommiteit uitgehaald hebben:
en stommiteit uûtgehald (L216p Oirlo)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18821 |
ongelukkige |
pechvogel:
enne pechvogel (L216p Oirlo)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
boel:
oe lang
boel (L216p Oirlo),
janboel:
en janboel (L216p Oirlo),
rommelhoop:
enne rômmelhōēp (L216p Oirlo),
troep:
enne troep (L216p Oirlo),
ennen hoëp (L216p Oirlo)
|
boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23486 |
ongewijde aarde |
kinderkerkhof:
kienderkerkhof (L216p Oirlo),
ongewijde grond:
ongewiejde groond (L216p Oirlo)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
onkruid:
onkryt (L216p Oirlo)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
20452 |
onkuis |
onkuis:
Werd vooral overal over gezwege of omschreve; bv. "die mot enne klène kriege"(ôngetrouwd!!).
ônkuis (L216p Oirlo),
vies:
fies (L216p Oirlo)
|
onkuis, onzuiver, ontuchtig [N 96D (1989)] || onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23974 |
onkuisaard |
smeerlap:
smerlap (L216p Oirlo),
vetzak:
vetzak (L216p Oirlo)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
varkensachtig:
vaerkesaegtig (L216p Oirlo)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19267 |
onnozel persoon |
halve gare:
enne halvegare (L216p Oirlo),
mop:
möp (L216p Oirlo),
onnozele hals:
ònnuuëzelen hâls (L216p Oirlo),
ônnuëzelen hals (L216p Oirlo),
simpele:
enne simpele (L216p Oirlo),
stomkop:
stômkop (L216p Oirlo),
stomme ezel:
stômmen ezel (L216p Oirlo),
sufferd:
sufferd (L216p Oirlo),
uilskuiken:
ülsküken (L216p Oirlo),
zebedeus:
zibbedeejes (L216p Oirlo)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)] || niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] || onnozel iemand || onnozele persoon || sufferd, onnozele || uilskuiken [SGV (1914)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)] || zonder kennis van de wereld, gemakkelijk te bedriegen [onnozel, dwalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onnŏĕzele kiender (L216p Oirlo),
onnuezele kiender (L216p Oirlo),
onnuëzele kiender (L216p Oirlo),
ônnuëzele kiender (L216p Oirlo)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)] || De dag waarop de kinderen zich als vader en moeder verkleden (28 december) [oudvaaierkensdag, vaderkensdag, alderkinderen, onnozele kinderen]. [N 88 (1982)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|