e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbroek met linten boks: bôks (Oirlo), slipboks: slupbôks (Oirlo) vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opening in een galmgat almgat: almgat (Oirlo) Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)] III-3-3
opereren opereren: operiere (Oirlo) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgebaard zijn boven aarde staan: bovven aerd staon (Oirlo) bovenaarde staan (van dode) III-2-2
opgewarmde koffie prut: Syst. WBD  prut (Oirlo), schuddekul: schuddekul (Oirlo) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] || opgewarmde of slappe koffie, die de naam koffie niet verdient III-2-3
ophitsen opjuinen: ôpjuine (Oirlo), opstoken: ôpstoke (Oirlo), stoken: steuke (Oirlo) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] || stoken, opruien, aanzetten tot III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: uûtscheie (Oirlo), ütscheijen (Oirlo) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: òpklaore (Oirlo), trekken: de lôcht trèkt (Oirlo) opklaren || opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opleppen opleppen: oplɛpǝ (Oirlo) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12
opletten in acht nemen: ien acht neme (Oirlo), in de gaten houden: ien de gate halde (Oirlo, ... ) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4