17889 |
overhoop halen |
overhoop halen:
ovverhoëp hale (L216p Oirlo)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33512 |
overige erwten en bonen |
hauwtjes:
kleine erwt met best
haawke (L216p Oirlo)
|
erwt, soort
I-7
|
18553 |
overjas (alg.) |
jekker:
jekker (L216p Oirlo),
overjas:
aoverjas (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21808 |
overleggen |
overleggen:
ovverlegge (L216p Oirlo),
praten over:
vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 237): richt, de richtste weg, de kortste weg.
der mit andere ovver praote (L216p Oirlo),
raad vragen:
um raod vraoge (L216p Oirlo),
vragen:
vraoge (L216p Oirlo)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33560 |
overrijp, beurs |
buikziek:
boekziēk (L216p Oirlo),
droog:
druëg (L216p Oirlo)
|
beurs, overrijp || Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
brok:
enne brok (L216p Oirlo),
klats:
en klats (L216p Oirlo),
rest:
de rest (L216p Oirlo),
stuk:
en stuk (L216p Oirlo)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20454 |
overspel plegen |
bijeen kruipen:
is een omschrijving!
die zien of beeèn gekrope (L216p Oirlo)
|
concubine [N 37 (1971)]
III-2-2
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
ŏvertügd (L216p Oirlo)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
ovvertūge (L216p Oirlo),
ŏvertugen (L216p Oirlo)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
aoverwaeg (L216p Oirlo)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|