33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
rank (sg) (L216p Oirlo),
takken:
tek (L216p Oirlo)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24229 |
ransuil |
ransuil:
rânsuul (L216p Oirlo)
|
ransuil
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garst:
garst (L216p Oirlo),
gārst (L216p Oirlo),
garstig:
gārstex (L216p Oirlo),
rans:
râns (L216p Oirlo),
ranzig:
rânzeg (L216p Oirlo)
|
ranzig || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] || sterk ruikend, sterk smakend van olie, vet, boter
III-2-3
|
24765 |
rapunzelklokje |
veldblauwtje:
veldblauwtje (L216p Oirlo),
vingerhoedje:
vingerhuŭdje (L216p Oirlo),
zandklokje:
zândklökske (L216p Oirlo)
|
Rapunzelklokje (campanula rapunculus 30 tot 90 cm groot. Dikke, kruipende wortelstok; de stengel is stompkantig en kortbehaard; de onderste bladeren zijn ei- tot hartvormig en zijn langgesteeld, de bovenste zijn langwerpig ongesteeld en kortbehaard; de [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L216p Oirlo),
raspel:
Râsp dat aend haolt mit \'n râspel \'n bitje mieër vlák
râspel (L216p Oirlo),
rijf:
rief (L216p Oirlo),
riēf (L216p Oirlo),
rijfje:
riēfke (L216p Oirlo)
|
keukenrasp || rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] || vlakke of holle keukenrasp
III-2-1
|
19839 |
raspen |
fijnmaken:
fien make (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
raspelen:
râspele (L216p Oirlo),
raspen:
raspen (L216p Oirlo),
met het doel "ri‰fko‰k"te bakken of aardappelmeel te winnen
aerpelriēve (L216p Oirlo),
rijven:
riēve (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
met het doel \"ri‰fko‰k\"te bakken of aardappelmeel te winnen
riēve (L216p Oirlo)
|
aardappelen raspen || raspen || raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
31882 |
raspen, grof vijlen |
raspelen:
rãspǝlǝ (L216p Oirlo)
|
Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.]
II-12
|
24367 |
rat |
rat:
rat (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
rat [SGV (1914)]
III-4-2
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
ratel:
ratel (L216p Oirlo)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24767 |
ratelaar |
schoentje:
schuŭntje (L216p Oirlo)
|
Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)]
III-4-3
|