20559 |
rest in het glas |
klats:
klats (L216p Oirlo),
klatsje:
kletske (L216p Oirlo)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24294 |
restant insecten |
muggenzwerm:
muggezwaerm (L216p Oirlo),
rupsennest:
roepsennaest (L216p Oirlo),
rupsenzaad:
Bij sommige mensen veroorzaken deze uitwerpselen een jeukerig gevoel.
roepsezaod (L216p Oirlo),
spoelworm:
nematodes
spuulwörm (L216p Oirlo),
watervlo:
watervloeë(n) (L216p Oirlo)
|
muggenzwerm || rupsennest || rupsenzaad, uitwerpselen van een rups || spoelworm || watervlo
III-4-2
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (L216p Oirlo),
net:
net (L216p Oirlo),
snoek:
snoek (L216p Oirlo),
esox lucius
snoēk (L216p Oirlo),
snoek (mv.):
snuuk (L216p Oirlo)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
bakelen:
zich met zand volgooien en uitschudden tegen ongedierte, v kippen en mussen
bakele (L216p Oirlo),
kuluut:
kuluut (L216p Oirlo),
musmannetje:
musmenneke (L216p Oirlo),
muswijfje:
muswiefke (L216p Oirlo),
rijstvogeltje:
munia oryzovora
riestvuggelke (L216p Oirlo),
vliegen:
vliegen (L216p Oirlo),
watervogel:
watervogel (L216p Oirlo)
|
kluut || mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || rijstvogeltje || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] || watervogel || wentelen in het stof
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L216p Oirlo),
des (L216p Oirlo),
frettieren:
frettieëre (L216p Oirlo),
muizenkeuteltjes:
moēzekeutelkes (L216p Oirlo),
muizenstaart:
moēzestart (L216p Oirlo),
muizentand:
moēzetând (L216p Oirlo),
rattenstaart:
rattestárt (L216p Oirlo),
rekel:
raekel (L216p Oirlo),
rits:
rits (L216p Oirlo),
voorpoot:
vurpoeët (L216p Oirlo),
wild:
wild (L216p Oirlo)
|
bronstig || das [SGV (1914)] || fretten, jagen met de fret || muizenkeutels || muizenstaart || muizentand || rattenstaart || rekel, mann. vos || voorpoot || wild [SGV (1914)]
III-4-2
|
23676 |
retraitant |
een die op retraite (fr.) gaat:
enne den op retraite got (L216p Oirlo)
|
Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retraite (L216p Oirlo)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraitehuus (L216p Oirlo)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18085 |
reumatiek |
reumatiek:
rummetiek (L216p Oirlo)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20633 |
reuzel, bladvet |
reuzel:
Syst. WBD
reuzel (L216p Oirlo),
vlies:
uitgebakken levert dit de kaantjes op
vlies (L216p Oirlo),
vliezen:
Syst. WBD
vlīēze (L216p Oirlo)
|
Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)] || ongesmolten vet van de longkwabben van het varken
III-2-3
|