17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
fikke (L216p Oirlo),
tien geboden:
10 geboden (L216p Oirlo)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
botvink:
fringilla coelebs
botvink (L216p Oirlo),
grasteut:
grastäöt (L216p Oirlo),
vink:
vink (L216p Oirlo)
|
vink [SGV (1914)] || vink, soort
III-4-1
|
22671 |
viool |
viool:
fioəl (L216p Oirlo)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
viooltje:
viola odorata
fiäölke (L216p Oirlo),
Viola odorata Fiäölkes gräöje ok tussen d\'n drek en de dörs:ook in een slechte omgeving vindt men goede kinderen
fiäölke (L216p Oirlo),
wild viooltje:
wilde viuuëlkes (L216p Oirlo)
|
[N 92 (1982)]viooltje
I-7, III-2-1
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
visch (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24402 |
visaas |
aas:
oas (L216p Oirlo),
schinaas:
bestaande uit kleine vliegjes
schinaos (L216p Oirlo)
|
aas [SGV (1914)] || visaas
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
hengel:
hengel (L216p Oirlo),
visgarde:
vesgeͅrt (L216p Oirlo)
|
Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22852 |
viskorf |
viskast:
a-kl. wat langer
vischkast (L216p Oirlo),
a-klank wat langer
vischkast (L216p Oirlo)
|
beun (vischkast) [SGV (1914)]
III-3-2, III-4-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
visschen (L216p Oirlo)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24427 |
vissen, ww. |
koekelen:
met carbid
koēkele (L216p Oirlo),
repen leggen:
vangattributten uitzetten
rieëpe legge (L216p Oirlo),
stulpen:
met een stulpmand
stölpe (L216p Oirlo)
|
repen leggen (visvangst) || vissen (ww. spec.) || vissen met bedwelmende stof
III-4-2
|