e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte donderdag witte donderdag: witte donderdag (Oirlo) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel fluitkaas: Syst. WBD  fluit-kīējes (Oirlo) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen knipmuts: knipmuts (Oirlo), muts: muts (Oirlo), poffermuts: pôffermuts (Oirlo) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kanten muts zonder sierkrans knipmuts: knipmuts (Oirlo) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool witte kappes: wittekáppes (Oirlo) witte kool I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstart (Oirlo), kwikstárt (Oirlo) kwikstaart [SGV (1914)] III-4-1
witte muts met linten toer: toer (Oirlo) muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten boertoer: boertoer (Oirlo), witte muts met lint: witte muts met lint (Oirlo) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte narcis paasbloem: paos-bloem (Oirlo), pinksterbloem: pinkster-bloem (Oirlo) Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
wittebrood koopweg: koeëpweg (Oirlo), mik: Dikke mik zien: voor elkaar zijn Ge kent n gaet án uure sik. Ennen bekker ánziene mik. Ennen bo‰r án de stroont en ennen áffekaot án de moond  mik (Oirlo), stoet: stoet (Oirlo), weg: Ge kunt mit n wegske ovver n weegske loeëpe, már aeverzógo‰d mit wegge ovver weeg: je kunt met een broodje over een weggetje lopen, maar evenzogoed met broden over wegen As ge broeëd het, mótte örges ânders genne weg gón zËke: als je het goed hebt moet je niet iets anders gaan zoeken  weg (Oirlo), Syst. WBD weg = wittebrood  weg (Oirlo), weiteweg: weite weig (Oirlo) (witte)brood || eigengebakken wit brood zonder vorm || Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || witte brood gekocht bij de bakker || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3