e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirlo

Overzicht

Gevonden: 5227
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonnebloem zonnebloem: zônnebloem (Oirlo) Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)] III-2-1
zonnebloempit zonnekeern: zònnekaer (Oirlo) zonnepit III-2-1
zonnedauw vliegenvanger: vlīēge vanger (Oirlo), zonnekammetje: zônnekempke (Oirlo) Ronde zonnedauw (drosera rotundifolia 5 tot 25 cm. Het is een insektenetend plantje; de blaadjes groeien in een rozet, zijn rond, met talrijke rode klierharen met kleverige knopjes (voor het vangen van insekten) en tevens lang gesteeld. De bloemen zijn [N 92 (1982)] III-4-3
zonx blik: Vb. wat stöt dn bliek wer hoeëg vandaag! (wat is het vandaag weer heet!).  bliek (Oirlo) zon III-4-4
zool van een schoen binnenzool: [=soorten zolen]  binnenzool (Oirlo), binnezool (Oirlo), zool: zool (Oirlo, ... ) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag zool: zōl (Oirlo) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zø̄m (Oirlo) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon jongen: jonge (Oirlo), zoon: zoun (Oirlo), zōēən (Oirlo) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zorgen voor zorg hebben: zörg hebbe vur iets (Oirlo), zorgen voor: zörge vur (Oirlo) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] || zorgen, zorg dragen voor, letten op III-1-4
zout zout: zāālt (Oirlo), zālt (Oirlo) zout [DC 03 (1934)] III-2-3