24438 |
adder |
adder:
adder (L216p Oirlo)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17781 |
adem |
adem:
oajem (L216p Oirlo)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
aojeme (L216p Oirlo),
oajeme (L216p Oirlo)
|
ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (L216p Oirlo),
oar (L216p Oirlo),
oare (L216p Oirlo)
|
ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L216p Oirlo)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdak (L216p Oirlo),
áfdák (L216p Oirlo)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
(af)pingele (L216p Oirlo),
afpingele (L216p Oirlo),
melken:
melleke (L216p Oirlo),
pingelen:
pingele (L216p Oirlo)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23965 |
afgunst |
jaloers:
jeloers (L216p Oirlo),
jaloezie (<fr.):
jeloesie (L216p Oirlo)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
jaloers:
jaloers (L216p Oirlo),
jeloers (L216p Oirlo)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|