17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponny (L216p Oirlo)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24920 |
afkalven |
afbrokkelen:
afbrokkele (L216p Oirlo)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkumst (L216p Oirlo),
afkômst (L216p Oirlo),
áfkòmst (L216p Oirlo)
|
afkomst [N 87 (1981)] || afkomst, afstamming || afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30715 |
afkrabben |
afkrebberen:
afkrɛbǝrǝ (L216p Oirlo),
krebberen:
krɛbǝrǝ (L216p Oirlo)
|
Oude verf met behulp van een krabber verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Verfkrabber'. [N 67, 68c; monogr.]
II-9
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aflaot (L216p Oirlo)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aflègge (L216p Oirlo)
|
een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
afloere (L216p Oirlo),
stiekem kijken:
stiekem kieke (L216p Oirlo)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
afpassen:
(dit is een variant van áftraeje).
áfpâsse (L216p Oirlo),
aftrappen:
aftrappe (L216p Oirlo),
aftreden:
aftreje (L216p Oirlo),
áftraeje (L216p Oirlo)
|
afpassen met de voet, afmeten || de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23734 |
afraffelen |
afraffelen:
afraffele (L216p Oirlo),
aframmelen:
aframmele (L216p Oirlo)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19872 |
afrikaantje |
afrikaan:
afrikane (L216p Oirlo),
stinker:
stinkers (L216p Oirlo),
-
stinkers (L216p Oirlo),
stinkertje:
Tagetes
stinkerke (L216p Oirlo),
tagetes
stinkerke (L216p Oirlo)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)], [N 92 (1982)]
III-2-1
|