e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ellende (lijden) elend: īēlènj (Oirsbeek), ellende: ellenj (Oirsbeek) een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] III-1-4
ellendig elend-etig: īēlènjətig (Oirsbeek) ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)] III-1-4
els priem: pręjm (Oirsbeek), zuil: zyl (Oirsbeek) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien v√≥√≥r te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
emmer tob: top (Oirsbeek, ... ) emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)] III-2-1
endeldarm aars: aasj (Oirsbeek) endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)] III-1-1
enig kind einziges kind: eenzigs keinjt (Oirsbeek) een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)] III-2-2
enkel enkel: enkel (Oirsbeek), inkel (Oirsbeek) enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
enten gruffelen: gruffele (Oirsbeek), grøfələn (Oirsbeek) [RND 08] [SGV (1914)] I-7
envelop envelop (<fr.): enelop (Oirsbeek), envelop (Oirsbeek) de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)] III-3-1
epidemie besmettelijke krankheid: besjmettelike krankheet (Oirsbeek) Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)] III-1-2