e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haarvlecht vlecht: eu vluch (Oirsbeek), vlech (Oirsbeek), vlecht (Oirsbeek) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] || vlecht [SGV (1914)] III-1-1
haarwrong knot: knot (Oirsbeek), kuif: kŏĕf (Oirsbeek) haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)] III-1-1
haas haas: haas (Oirsbeek, ... ), hazen (mv.): haze (Oirsbeek), zandhaas: zandjhaas (Oirsbeek) haas [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || Haas, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)] || hazen [SGV (1914)] || zandhaas [SGV (1914)] III-4-2
haasje-over bokjespringen: bukske sjprenge (Oirsbeek), buukske sjpringe (Oirsbeek) Het spel waarbij elke speler op zijn beurt achtereenvolgens over al de anderen die voorovergebogen, met de handen op de knie, op een rij staan, heenspringt [pieën, over het lijfje springen, bokspringen, voetje, broek over de haag]. [N 88 (1982)] III-3-2
haast hebben jagen: jaagə (Oirsbeek) door haast gedreven zijn, uit gejaagdheid zich haasten [jachten, jakken] [N 85 (1981)] III-1-4
haastig gejaagd: gejaagt (Oirsbeek), haastig: heustig (Oirsbeek), ijlig: ielig (Oirsbeek) door haast gedreven zijn, uit gejaagdheid zich haasten [jachten, jakken] [N 85 (1981)] || haastig [SGV (1914)] || vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)] III-1-4
hagedis es: ès (Oirsbeek) (muur)hagedis [SGV (1914)] III-4-2
hagelbui hagelbui: hagelbuj (Oirsbeek) hagelbui [DC 16 (1948)] III-4-4
hagelen hagelen: hagele (Oirsbeek) hagelen [SGV (1914)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelkorentje: hagelköörke (Oirsbeek), hagelkorreltje: (van een jager)  hagelkörrelke (Oirsbeek), hagelsteen: enen hagelsjtaëe (Oirsbeek), hagelschtee (Oirsbeek) hagelsteen [SGV (1914)] || hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4