e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inkuilen in een mijt doen: in eŋ mit du (Oirsbeek), inkuilen: ekule (Oirsbeek), mijten: mīǝtǝ (Oirsbeek) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inkuipen zouten: zǫwtǝ (Oirsbeek) De stukken vlees rangschikken in de houten kuip waarin ze bewaard worden. Volgens een aantal respondenten (L 163, 265, Q 118, 121, 198) worden de schenken op de bodem gelegd en daarbovenop het spek. Schouderstukken en poten worden ertussen gelegd (L 265). Bovenaan komen ook de ribben te liggen (L 330). [N 28, 111; monogr.] II-1
inleggen (in een voor) poten: [poten] (Oirsbeek) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inmaakpot inmaakpot: grote pot om zuurkool in te maken kleiner dan boter in te sjtârke op de buitenkant waren aangbracht 2 of meer sjiljer (ronde merken die de inhoud aangaveneen met drie merken had een grotere inhoud dan een met 2  baar (Oirsbeek) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
inslaan, van de bliksem gezegd inslaan: i-sj⁄laoë (Oirsbeek), i-sj⁄luë (Oirsbeek) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
inspannen inspannen: enšpanǝ (Oirsbeek), voorspannen: vȳǝršpanǝ (Oirsbeek) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
inzet bij het spel pot: pot (Oirsbeek), poͅt (Oirsbeek) Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] III-3-2
inzouten zouten: zoute (Oirsbeek, ... ) zouten (mv.?) [SGV (1914)] III-2-3
jaarmarkt jaarmarkt: jaormert (Oirsbeek), jaormèrt (Oirsbeek) de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)] III-3-1
jaarring ring op de hoorns: reŋ ǫp dǝ hø̜̄rǝ (Oirsbeek) Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b] I-11