e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ragout van gebraden gevogelte ragout: ragout (Oirsbeek) Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)] III-2-3
rails rails (<eng.): reels (Oirsbeek, ... ) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1
ramen lappen vensteren wassen: vinstĕrĕ wešje (Oirsbeek) ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1
rammelaar rammelaar: rabbeleer (Oirsbeek), rammelaer (Oirsbeek), rekel: raekel (Oirsbeek) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1, III-3-2
rammelen rammelen: rammelə (Oirsbeek, ... ) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4
rammelkar rammelskar: ramǝlskar (Oirsbeek) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
ramskop dobbele haak: dǫbǝlǝn hǭk (Oirsbeek) De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d] I-1
rand van een hoed luif: leuf (Oirsbeek) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank rank: rank (Oirsbeek), WLD  rànk (Oirsbeek), rengen (mv.): ideosyncr.  rengen (Oirsbeek), scheut: scheut (Oirsbeek) rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
rank paard (een) luxe: lyks (Oirsbeek) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9