17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
hentjes (Q033p Oirsbeek),
pootjes:
peuutjes (Q033p Oirsbeek)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
braden:
Voor grote handen.
braer (Q033p Oirsbeek),
fikken:
fikke (Q033p Oirsbeek),
jatten:
jatte (Q033p Oirsbeek),
knoken:
knöök (Q033p Oirsbeek),
poten:
peuut (Q033p Oirsbeek)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
handjgeldj (Q033p Oirsbeek)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18906 |
handig |
handig:
henjieg (Q033p Oirsbeek),
henjig (Q033p Oirsbeek)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28211 |
handlamp |
pot:
pǫt (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hantlɛŋǝr (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5
|
28010 |
handpijler |
handpijler:
hantpęjlǝr (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma])
|
Pijler waarin de steenkool met behulp van de luchthamer wordt gewonnen. Zie ook het lemma Mechanische Pijler. [N 95, 281; monogr.]
II-5
|
18256 |
handschoen |
haas:
heisje (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
huisch (Q033p Oirsbeek),
huische (Q033p Oirsbeek)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32662 |
handvat aan de ploegstaart |
handhaaf:
hantjǝf (Q033p Oirsbeek)
|
De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33314 |
handvat van de sikkel |
handhaaf:
hanjǝf (Q033p Oirsbeek),
steel:
štil (Q033p Oirsbeek)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|