26734 |
heizode |
heilap:
hēi̯lap (Q033p Oirsbeek)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33725 |
hek |
veken:
vēkǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
veken:
vē̜kǝ (Q033p Oirsbeek),
vouwere:
vau̯wǝrǝ (Q033p Oirsbeek)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19488 |
hek, poortje |
veken:
vêke (Q033p Oirsbeek)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
27546 |
hemd |
hemd:
hømǝ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|
19915 |
hemel |
hemel:
heemel (Q033p Oirsbeek),
hi.əməl (Q033p Oirsbeek)
|
hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (Q033p Oirsbeek)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
22745 |
hengel |
hengel:
hengel (Q033p Oirsbeek)
|
hengel [SGV (1914)]
III-3-2
|
19511 |
hengsel |
hengel:
hingel (Q033p Oirsbeek),
hengsel:
hengsel (Q033p Oirsbeek)
|
hengsel [SGV (1914)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋst (Q033p Oirsbeek)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|