17573 |
kruin |
kruin:
kruun (Q033p Oirsbeek),
kruun van de kop (Q033p Oirsbeek)
|
kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24415 |
kruipend ongedierte |
geworms:
fonetisch
gewurms (Q033p Oirsbeek),
ongedierte dat kruipt:
idiosyncr. uits. als hub
óngedierte dat krup (Q033p Oirsbeek),
ongesiefers:
fonetisch
oengeciefers (Q033p Oirsbeek),
wormen:
fonetisch
wurm (Q033p Oirsbeek)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17649 |
kruis |
kruis:
kruts (Q033p Oirsbeek),
krøts (Q033p Oirsbeek)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || kruis [SGV (1914)]
I-11, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruis:
kruts (Q033p Oirsbeek),
lieveheer:
Leevenhier (Q033p Oirsbeek)
|
Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
34081 |
kruisbeen |
kruisbeen:
krøtsbēǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a]
I-11
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
kroosel* (Q033p Oirsbeek)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
krötspərsɛsə (Q033p Oirsbeek)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24380 |
kruisspin |
kruisspin:
idiosyncr.
krutssjpén (Q033p Oirsbeek)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
26823 |
kruiwagen |
schubkar:
šupkar (Q033p Oirsbeek),
schurgskar:
šørǝxskar (Q033p Oirsbeek),
schurskar:
šø̜rskar (Q033p Oirsbeek)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13
|
29605 |
kruiwagen voor bakstenen of dakpannen |
brikkenkar:
brekǝkar (Q033p Oirsbeek),
steenkar:
štēkar (Q033p Oirsbeek)
|
Kruiwagen zonder zijplanken maar met hoge voorwand, voor het vervoer van bakstenen, dakpannen enz. De steenschurgkar in L 270 bezat een hoge kroon (hu\x kru\n). Alle gewicht bevond zich op het rad. De kar werd gebruikt op steenfabrieken. De pannenschurgskar had daarnaast soms ook scheien (ēɛj\).' [N G, 52e]
II-8
|