22519 |
kwajongen (kaartspel) |
kwajongen:
kaojonge (Q033p Oirsbeek)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
WLD
kwāākə (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
verkwanselen:
verkwanselə (Q033p Oirsbeek)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (Q033p Oirsbeek),
jonge vorm
kwartel (Q033p Oirsbeek),
oude vorm
kwattel (Q033p Oirsbeek)
|
kwartel [SGV (1914)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ee kwartje (Q033p Oirsbeek),
kwartje (Q033p Oirsbeek),
willempje:
Opm. verklaring: "Wulm"is dialektnaam van Willem. Op een kwartje stond een kleine afbeelding van koning Willem; op een rijksdaalder een grote, vandaar "wulmke", ene wullem.
ee wulmke (Q033p Oirsbeek)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
31933 |
kwastenboor |
stoppenboor:
štǫpǝbǭr (Q033p Oirsbeek)
|
Boorijzer dat in de booromslag wordt geplaatst en wordt gebruikt om kwasten uit hout te verwijderen. De kwastenboor heeft een centreerpunt om de boor te geleiden, maar het feitelijke boren gebeurt met een van snijvlakken voorziene, verticale mantel die zorgt dat er een gat met een vlakke bodem in het hout ontstaat. In plaats van de uitgeboorde kwast wordt later een houten prop geslagen. (Handboek Gereedschap, pag. 207). Zie ook afb. 77. [N G, 31f]
II-12
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
kwastje:
kweskes (Q033p Oirsbeek)
|
gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kej (Q033p Oirsbeek),
kɛj (Q033p Oirsbeek)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwêle (Q033p Oirsbeek),
plagen:
plaogə (Q033p Oirsbeek),
tempteren:
temteerə (Q033p Oirsbeek)
|
kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|