e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lantaarn lucht: lucht (Oirsbeek) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap op een schoen huif: hoef (Oirsbeek) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
last, moeilijkheid last: last (Oirsbeek) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] III-1-4
laster laster: laster (Oirsbeek) laster [SGV (1914)] III-1-4
lasteren roddelen: roddelə (Oirsbeek) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) difficile (fr.): dificile (Oirsbeek), lastig: lestig (Oirsbeek), lèstig (Oirsbeek), moeilijk: muilik (Oirsbeek), niet gemakkelijk: neet gemekkelik (Oirsbeek), ongemakkelijk: ongemekkelik (Oirsbeek), zwaar: zjwaor (Oirsbeek, ... ) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] || zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig zijn sarren: sarrə (Oirsbeek), tergen: tergə (Oirsbeek), vervelen: vervéélə (Oirsbeek) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen hinderen: hinjerə (Oirsbeek, ... ) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
laten laten: loate (Oirsbeek) laten [SGV (1914)] III-1-2
latierboom hout: hǫu̯t (Oirsbeek) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6