e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mais oogsten plukken: plø̜kǝ (Oirsbeek) De maïskolven van de planten aftrekken. Het object van de handeling is steeds maïs -vergelijk het lemma ''mais'', 1.2.12- of maïskolven -vergelijk het lemma ''maiskolf'', 1.3.9-.' [N Q, 21; monogr.] I-4
maiskolf kolf: kǫlǝf (Oirsbeek) Het vruchtbeginsel van de maïsplant. In L 269a wordt het vrouwelijk vruchtbeginsel (kolf) anders benoemd dan het mannelijk beginsel (aar). Zie afbeelding 1, g, 1. [N Q, 20; monogr.] I-4
mak gemakkelijk: gǝmē̜kǝlǝk (Oirsbeek) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
maken maken: mákə (Oirsbeek) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mals, gezegd van boter zacht: zacht (Oirsbeek), zag (Oirsbeek) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3
man kerel: kɛl (Oirsbeek), man: man (Oirsbeek, ... ) man [RND], [RND], [SGV (1914)] III-3-1
man, mannelijke zangvogel mannetje: menke (Oirsbeek) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
man, manspersoon man: man (Oirsbeek), neen  man (Oirsbeek) man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] III-2-2
manchet manchet: manchet (Oirsbeek), vaste manchet: vaste mansjeit (Oirsbeek) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoop: mansjeiteknuip (Oirsbeek), manchettenknoopje: mesjettekneupkes (Oirsbeek) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3