e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk ree reebok: reebŏĕk (Oirsbeek) Ree, mannetjesree [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijk schaap bok: bok (Oirsbeek), buk (Oirsbeek), schapenbok: sǭpǝbok (Oirsbeek), šǭpǝbuk (Oirsbeek) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif vogel: vogel (Oirsbeek) Mannetjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: wēndǝrek (Oirsbeek), węndǝrek (Oirsbeek) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke eend, woerd wenderik: wènderik (Oirsbeek), wèndĕrik / pielepiele (Oirsbeek) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
mannelijke gans wenderik: wē̜ndǝrek (Oirsbeek) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Oirsbeek), boq (Oirsbeek), buk (Oirsbeek), bokje: bøkskǝ (Oirsbeek), geitenbok: gętǝbuk (Oirsbeek) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke haas remmel: remmel (Oirsbeek) Haas, mannetjeshaas [N 94 (1983)] III-4-2
mannelijke hond, reu rekel: rèkel (Oirsbeek) reu, mann. hond [GV K (1935)] III-2-1
mannelijke merel mannetje: menke (Oirsbeek) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1