21150 |
openbare weg |
baan:
baan (Q033p Oirsbeek)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
breedzeiker:
[sic]
breedzeekesj (Q033p Oirsbeek)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
opereerə (Q033p Oirsbeek),
opererə (Q033p Oirsbeek)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
breuzel:
-euu-: niet als de Ned. -eu-, ook niet als de Ned. -uu-, maar als een tussenklank.
breuuzel (Q033p Oirsbeek)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22402 |
opgooien (tossen) |
opwerpen:
opwerpe (Q033p Oirsbeek)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pulletje:
pø̜lkǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
27244 |
ophaalmachinist |
ophaalmachinist:
ǫphǭǝlmašinest (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.]
II-5
|
25424 |
ophijsen |
opwinden:
opwinden (Q033p Oirsbeek)
|
Nadat haken achter de blootgelegde pezen zijn gestoken of een balkje door de opening tussen de pezen en de poten is geschoven, worden aan de haken of aan het balkje touwen bevestigd. De touwen worden over een balk door twee ogen in het plafond of iets dergelijks aangetrokken, waardoor het rund uit de slachtbrug wordt getrokken, de poten gespreid. Volgens de respondent uit L 211 gaat het als volgt. De sterke kartouwen worden aan een balk vastgemaakt. Het ronde balkje wordt door de achterpoten gestoken en de lus een slag om het balkje gelegd. Door de lus stak men een z.g. karpaal. Met twee man tegelijk draaide men het balkje rond, waardoor het kartouw rond het balkje werd gewonden en de koe omhoog gehesen. Soms maakte men bij dit ophijsen gebruik van een katrol of lier. [N 28, 65; N 28, 66; monogr.]
II-1
|
19293 |
ophitsen |
opkissen:
opkĭĕsjə (Q033p Oirsbeek),
opstoken:
opsjteukə (Q033p Oirsbeek),
opsjtūūkə (Q033p Oirsbeek)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
staken:
sjtaakə (Q033p Oirsbeek),
uitscheiden:
oetscheeje (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
ōētsjeijə (Q033p Oirsbeek)
|
ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|