18420 |
pofmouw |
pofmouw:
poefmoew (Q033p Oirsbeek),
poefmouw (Q033p Oirsbeek)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18052 |
pokdalig |
pokkenluik:
[pokken (mv. <pok) + luiker (mv. <luik)]
poekelaoker (Q033p Oirsbeek)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
ragelen:
rōͅxələ (Q033p Oirsbeek)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
34511 |
pokken en difterie |
difterie:
difterie (Q033p Oirsbeek),
pokken:
pukǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64]
I-12
|
21437 |
politieagent |
police (fr.):
plies (Q033p Oirsbeek)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
om soep mee te scheppen
potlaepel (Q033p Oirsbeek),
soeplepel:
om soep mee te scheppen
soplaepel (Q033p Oirsbeek)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (Q033p Oirsbeek),
pòls (Q033p Oirsbeek)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
stuik:
vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof
sjtuuk (Q033p Oirsbeek)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlšømǝl (Q033p Oirsbeek)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
25382 |
pompen |
pompen:
pumpǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|