e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rente interest: intrest (Oirsbeek), rente: rintje (Oirsbeek) rente [SGV (1914)] || Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
rentenier rentenier: rintjeneer (Oirsbeek) rentenier [SGV (1914)] III-3-1
rentenieren rentenieren: renteneerə (Oirsbeek), rentjeneerə (Oirsbeek) leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)] III-3-1
rentmeester rentmeester: rinkmeester (Oirsbeek) rentmeester [SGV (1914)] III-3-1
repareren flikken: flikkə (Oirsbeek), opknappen: opknappə (Oirsbeek), oplappen: oplappə (Oirsbeek) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4
rest in het glas klatsje: kletsjke (Oirsbeek, ... ), kletske (Oirsbeek) restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] III-2-3
restant vissen fuik: foek (Oirsbeek), net: net (Oirsbeek), snoek: schnook (Oirsbeek), snoek (mv.): schneuk (Oirsbeek) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels pestvogel: pèstvoegel (Oirsbeek), vliegen: vleege (Oirsbeek) pestvogel || vliegen [SGV (1914)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Oirsbeek, ... ), däs (Oirsbeek), tam: taam (Oirsbeek), wild: wildj (Oirsbeek) das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
reumatiek reumatiek: reumatiek (Oirsbeek), vliegende gicht: vleegende giĕg (Oirsbeek) Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2