e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speen lots: loetsj (Oirsbeek), lŏĕtsj (Oirsbeek) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)] III-2-2
speen van de koe deem: dē̜m (Oirsbeek) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spekhaak vleeshaak: vlēšhōk (Oirsbeek) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
spekpannenkoek spekkoek: sjpekkook (Oirsbeek) Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spel (alg.) spel: schpeel (Oirsbeek) spel [SGV (1914)] III-3-2
speld spang: spaŋ (Oirsbeek), špaŋ (Oirsbeek) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden spangen: špaŋǝ (Oirsbeek) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: schpeele (Oirsbeek) spelen [SGV (1914)] III-3-2
spelletje potje: pøͅtjə (Oirsbeek, ... ) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spenen spenen: sjpeenə (Oirsbeek), špīnǝ (Oirsbeek) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] I-9, III-2-2