e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weefsel, stof stof: schtof (Oirsbeek, ... ) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
week in de muil lijs in de muil: lis en dǝ mul (Oirsbeek) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weelde weelde: weelde (Oirsbeek) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde schone nazomer: ene zjoene nâô-zoemer (Oirsbeek) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig dwars: dwéésj (Oirsbeek) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel wirwar: wirwar (Oirsbeek) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: wéérligtə (Oirsbeek) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: weerlicht (Oirsbeek, ... ), wèèrléégt (Oirsbeek), zeebrand: (de ie is gerekter dan die van vraag 5 en 6).  ziebrandj (Oirsbeek) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Oirsbeek), Opm. v.d. invuller: de e moet halflang uitgesproken worden!  wèr (Oirsbeek) weer [DC 03 (1934)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wêêrwoof (Oirsbeek) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3