17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q033p Oirsbeek)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelik (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospitaal (Q033p Oirsbeek),
krankenhuis:
krankehoes (Q033p Oirsbeek),
spitaal:
spietaal (Q033p Oirsbeek)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
krankte:
krenkdə (Q033p Oirsbeek),
krènkde (Q033p Oirsbeek)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] || ziekte [SGV (1914)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
zeel (Q033p Oirsbeek)
|
ziel [SGV (1914)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q033p Oirsbeek),
zien:
zee (Q033p Oirsbeek),
zīə (Q033p Oirsbeek)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
flank:
flank (Q033p Oirsbeek),
zij:
pien in de zie (Q033p Oirsbeek),
ziĕj (Q033p Oirsbeek)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
27970 |
zijdelingse druk |
stootdruk:
štōsdrøk (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.]
II-5
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden plag:
zieje plak (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lø̜dǝrǝ (Q033p Oirsbeek),
oogstledders:
ōslø̜dǝrǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|