33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bø̜sǝl (Q033p Oirsbeek),
schoof:
šǫu̯f (Q033p Oirsbeek)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
bustehouder:
bustehauwer (Q033p Oirsbeek)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18588 |
bustehouder: spotnamen |
memmenstieper:
memmestieper (Q033p Oirsbeek)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21702 |
buur |
buur:
buur (Q033p Oirsbeek),
nabuur:
naober (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
nabuur:
naober (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
nabuurman:
naberman (Q033p Oirsbeek)
|
buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
buurt:
buurt (Q033p Oirsbeek),
nabuurschap:
naberschap (Q033p Oirsbeek)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
plenken:
WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.
plenkə (Q033p Oirsbeek),
uchteren:
ochtere (Q033p Oirsbeek)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22411 |
caleidoscoop |
kijkdoos:
kiekdoes (Q033p Oirsbeek)
|
Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24604 |
canadapopulier |
canadaalder:
WLD
kannedaalder (Q033p Oirsbeek),
canadas:
ideosyncr.
canadas (Q033p Oirsbeek)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
capuchon (Q033p Oirsbeek),
kapusjonne (Q033p Oirsbeek)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|