e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mossel mossel: mossel (Oostham) mossel [Willems (1885)] III-2-3
mosterd mosterd: mostərd (Oostham), geen speciaal woord  mosterd (Oostham) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot mot: mot (Oostham), ook in ZND 31, 038  mot (Oostham) mot [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
motor moteur: moͅntø͂ͅr (Oostham) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen motregen: motreigen (Oostham, ... ) stofregen [ZND 38 (1942)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: māt (Oostham) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: meuf (Oostham), mö, mö’ə (Oostham), mø̄f (Oostham), tweeə möən (Oostham), twīə mōͅən (Oostham) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW] II-7, III-1-3
mouwomslag, manchet polsbandje: polsbandje (Oostham) Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW] II-7
mug mug: mŭg (Oostham) mug [Willems (1885)] III-4-2
muil bakkes: baʔǝs (Oostham) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9