33334 |
pachtersvrouw |
pachterse:
paxtēs (K315p Oostham)
|
[S 27, Wi 2; monogr.]
I-6
|
24362 |
pad |
pad:
pad (K315p Oostham)
|
pad [Willems (1885)]
III-4-2
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
paddestoel (K315p Oostham)
|
paddestoel [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
17874 |
pak slaag |
pak slaag:
ĕn pak slaog (K315p Oostham)
|
een pak slaag [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
24293 |
paling, aal |
paling:
pallink (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
aal [Willems (1885)] || paling [Willems (1885)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmboe-emke (K315p Oostham),
palmbuist:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbeust (K315p Oostham)
|
palmboompje [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (K315p Oostham),
de volgende opgaven zijn meervoud
będǝ(n) (K315p Oostham),
pand:
pá̄nt (K315p Oostham
[(vier m)]
),
de volgende opgaven zijn meervoud
pãnǝ (K315p Oostham)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
18295 |
pantoffel |
slof:
slŏĕf (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21126 |
papier |
papier:
papier verfrommelen (K315p Oostham)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21950 |
paren van de duiven |
koppelen:
kòpələn (K315p Oostham),
paren:
pōͅrənin (K315p Oostham)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|