21244 |
schip |
schip:
schip, twiee schepen, klaain schipken (K315p Oostham),
sxip (K315p Oostham)
|
Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (K315p Oostham)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoen (K315p Oostham)
|
een schoen [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoenmaker:
sxunmǭkǝr (K315p Oostham)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
18185 |
schoenveter |
nestel:
nestel (K315p Oostham)
|
Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
33782 |
schoft |
schoft:
sxǫft (K315p Oostham)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǭl (K315p Oostham)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
20649 |
schol |
schol:
schōāl (K315p Oostham)
|
schol [Willems (1885)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
schommel:
schoemmel (K315p Oostham),
suur:
suur (K315p Oostham),
ən sūūr (K315p Oostham),
/
suur (K315p Oostham)
|
Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
tsxol (K315p Oostham)
|
school [RND]
III-3-1
|