22373 |
wip |
kwikkwak:
/
kwikkwak (K315p Oostham)
|
wipwap [SND (2006)]
III-3-2
|
33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brēʔǝn (K315p Oostham)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
də koͅl (K315p Oostham)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stār (K315p Oostham)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (K315p Oostham)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
witte kool:
wetə kolə (K315p Oostham)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kweksteͅt (K315p Oostham, ...
K315p Oostham),
kwitstet (K315p Oostham),
kwitstet (sic) (K315p Oostham)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mik (K315p Oostham),
men kende niets anders dan witte brood en vlaai"; met toelichting van de bereidingswijze
mĭk (K315p Oostham)
|
fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || wit brood [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
watertoom:
wǭtǝrtuǝm (K315p Oostham)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18132 |
wonde |
wonde:
die wonde za zweren (K315p Oostham),
dī wund zal zwērən (K315p Oostham)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|