e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wip kwikkwak: /  kwikkwak (Oostham) wipwap [SND (2006)] III-3-2
wisselen van de tanden breken: brēʔǝn (Oostham) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit halsboordje col (fr.): də koͅl (Oostham) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stār (Oostham) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Oostham) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool witte kool: wetə kolə (Oostham) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kweksteͅt (Oostham, ... ), kwitstet (Oostham), kwitstet (sic) (Oostham) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
wittebrood mik: mik (Oostham), men kende niets anders dan witte brood en vlaai"; met toelichting van de bereidingswijze  mĭk (Oostham) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || wit brood [ZND 01u (1924)] III-2-3
wolfsgebit, gebroken gebit watertoom: wǭtǝrtuǝm (Oostham) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: die wonde za zweren (Oostham), dī wund zal zwērən (Oostham) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2