id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19101 | gemak | gemak: ook ZND 23, 076 gemak (Oostham), gömak (Oostham) | gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
19227 | gemakkelijk | gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77 gemakkelek (Oostham), gömeͅkkölēͅk (Oostham) | gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
22441 | gemaskerd persoon | vastenavondzot: vas?ənōͅvəndzoͅt (Oostham) | Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] III-3-2 |
18945 | gemeen | gemeen: ook materiaal znd 23, 79 gemant (Oostham), gömāən (Oostham) | gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
21465 | gemeente | gemeente: gömeͅntö (Oostham) | gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
21494 | gemeentehuis | gemeentehuis: gömeͅntöhōͅs (Oostham) | gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
18958 | gemene vrouw | kwaad wijf: da s ø kao wɛ̄f (Oostham), venijn: t is ö fönɛ̄n (Oostham) | Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] III-1-4 |
18165 | genezen | genezen: genezen (Oostham), genēzen (Oostham) | genezen [ZND m] || hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2 |
33319 | gepachte hoeve, pachtgoed | huurgoed: hyrgut (Oostham), winning: weneŋ (Oostham) | Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6 |
20408 | gepensioneerd (zijn) | gepensioneerd: znd 35, 65 gepensioneerd (Oostham) | gepensionneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)] III-2-2 |