e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofddoek handdoek: handuk (Oostham), hoofddoek: Deze wordt niet gedragen.  hoofddoek (Oostham), neusdoek: nø̄zduk (Oostham) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hutskop: høtskoͅp (Oostham), kipkap: kepkap (Oostham) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkussen beddenkussen: beͅdəkøsən (Oostham), kopkussen: koͅpkysən (Oostham), koͅpkøsən (Oostham, ... ) hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis luis: lūīs (Oostham) luis [Willems (1885)] III-4-2
hoofdpijn koppijn: koppijn (Oostham) ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
hoofdstel halchter: hęlǝxtǝr (Oostham) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoog tijd hoog tijd: hoeəgtijd (Oostham), hūĕgtēͅd (Oostham) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogdag hoogdag: da͂ zēͅn vīr hūĕgda͂gen (Oostham), d’er z’èn vier höəgdagen (Oostham) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogmis hoogmis: de hoeëmis (Oostham), de hommis (Oostham), hoəməs (Oostham) Hoe heet de gezongen mis van de zondag? [ZND 38 (1942)] || hoogmis [RND] III-3-3
hoogsel hoogsel: hi̯yxsǝl (Oostham) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13