18187 |
hoofddoek |
handdoek:
handuk (K315p Oostham),
hoofddoek:
Deze wordt niet gedragen.
hoofddoek (K315p Oostham),
neusdoek:
nø̄zduk (K315p Oostham)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hutskop:
høtskoͅp (K315p Oostham),
kipkap:
kepkap (K315p Oostham)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
beddenkussen:
beͅdəkøsən (K315p Oostham),
kopkussen:
koͅpkysən (K315p Oostham),
koͅpkøsən (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
lūīs (K315p Oostham)
|
luis [Willems (1885)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppijn (K315p Oostham)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
halchter:
hęlǝxtǝr (K315p Oostham)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23248 |
hoog tijd |
hoog tijd:
hoeəgtijd (K315p Oostham),
hūĕgtēͅd (K315p Oostham)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
23210 |
hoogdag |
hoogdag:
da͂ zēͅn vīr hūĕgda͂gen (K315p Oostham),
d’er z’èn vier höəgdagen (K315p Oostham)
|
Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
de hoeëmis (K315p Oostham),
de hommis (K315p Oostham),
hoəməs (K315p Oostham)
|
Hoe heet de gezongen mis van de zondag? [ZND 38 (1942)] || hoogmis [RND]
III-3-3
|
26374 |
hoogsel |
hoogsel:
hi̯yxsǝl (K315p Oostham)
|
Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.]
I-13
|