e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn hoorn: nen hōren (Oostham) Hoorn. [Willems (1885)] III-3-2
hoorn van de koe hoorn: hōrǝn (Oostham), hōrǝs (Oostham), hōǝrǝn (Oostham) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
hop hop: hop (Oostham) Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.] I-5
horloge horloge: n’ gaaw hərleugie (Oostham), loge: gā loͅzi (Oostham) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] III-1-3
houden houden: haven (Oostham) houden (houwen) [ZND m] III-1-2
houden van gaarne zien: geəren zien (Oostham), immèd gère zien (Oostham), minnen: minnen (Oostham) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] III-3-1
houten eg houteren [eg]: hø̜̄tǝrǝ [eg] (Oostham) De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
houtlijm koude lijm: kāw lęjm (Oostham) In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.] II-12
houtsplinter splinster: splẽ ̝nstǝr (Oostham) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
huichelaar schijnheilige: das nen sxēͅnheͅlligö (Oostham) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4