22673 |
hoorn |
hoorn:
nen hōren (K315p Oostham)
|
Hoorn. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hōrǝn (K315p Oostham),
hōrǝs (K315p Oostham),
hōǝrǝn (K315p Oostham)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
24169 |
hop |
hop:
hop (K315p Oostham)
|
Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.]
I-5
|
18233 |
horloge |
horloge:
n’ gaaw hərleugie (K315p Oostham),
loge:
gā loͅzi (K315p Oostham)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
17812 |
houden |
houden:
haven (K315p Oostham)
|
houden (houwen) [ZND m]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
geəren zien (K315p Oostham),
immèd gère zien (K315p Oostham),
minnen:
minnen (K315p Oostham)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
32766 |
houten eg |
houteren [eg]:
hø̜̄tǝrǝ [eg] (K315p Oostham)
|
De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
32083 |
houtlijm |
koude lijm:
kāw lęjm (K315p Oostham)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
31803 |
houtsplinter |
splinster:
splẽ ̝nstǝr (K315p Oostham)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
18962 |
huichelaar |
schijnheilige:
das nen sxēͅnheͅlligö (K315p Oostham)
|
huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|