23215 |
klepel |
klepel:
de klepel vanne klok (K315p Oostham),
də klēpəl van də klok (K315p Oostham)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
klappen:
klappen (K315p Oostham),
raisonneren (<fr.):
Van Dale: raisonneren (<Fr.), (gew.) 1. redeneren; verstandelijk betogen; -2. praten, zich onderhouden.
rezeneeren (K315p Oostham)
|
zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klitsoor:
kledzūǝr (K315p Oostham)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelwijf:
babbelwijf (K315p Oostham),
eͅ babbelwēͅf (K315p Oostham)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
18065 |
klierziekte |
elken:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
elken (K315p Oostham),
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren in den hals (K315p Oostham),
klīrə (K315p Oostham),
sint-markoen:
Sinte-Markoen (K315p Oostham)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18385 |
klokrok |
klokrok:
Wordt in circel gesneden.
klokrok (K315p Oostham)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (K315p Oostham)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
nə klözənēr (K315p Oostham)
|
Een monnik. [ZND 31 (1939)]
III-3-3
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knęxt (K315p Oostham)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
17921 |
knellen |
duwen:
duijen (K315p Oostham),
pitsen:
petsən (K315p Oostham),
pitsen (K315p Oostham),
prangen:
prangen (K315p Oostham)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|