e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koken (intr.) koken: koken (Oostham), kóóʔn (Oostham), zoojen (Oostham) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
kom kom: kum (Oostham, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kōm (Oostham) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommer: komkommer (Oostham) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kərnēͅn (Oostham), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  konijn (Oostham), pl.  kərnēͅnən (Oostham), uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen  kernijnen (mv.) (Oostham) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning koning: keunek (Oostham), kønəŋ (Oostham), kənik (Oostham) koning [RND], [ZND 28 (1938)] III-3-1
koningin moeder: mojǝr (Oostham) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
kookkachel, fornuis cuisinière (fr.): kusinijērə (Oostham), kwisənēͅr (Oostham) de vierkante kookkachel, met twee of vier ovens van voren [ZND 23 (1937)] III-2-1
kool, algemeen: een krop kool koolbol: koəlbol (Oostham) krop kool, volwassen koolplant [Goossens 2c (1963)] I-7
koolmees, mees keesmusje: kēēsmŭsken (Oostham) mees [Willems (1885)] III-4-1