19977 |
rammelaar |
rammel:
remmel (L216a Oostrum),
rammelaar:
remmələr (L216a Oostrum)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)] || rammelaar, mann. haas of konijn
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
snijdersspek:
sneejersspek (L216a Oostrum)
|
rammenas
I-7
|
24229 |
ransuil |
ransuil:
rânsuul (L216a Oostrum)
|
ransuil
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garst:
gārst (L216a Oostrum),
garstig:
gārstex (L216a Oostrum),
rans:
râns (L216a Oostrum),
ranzig:
rânzeg (L216a Oostrum)
|
ranzig || sterk ruikend, sterk smakend van olie, vet, boter
III-2-3
|
19558 |
rasp |
raspel:
rāspǝl (L216a Oostrum),
Râsp dat aend haolt mit \'n râspel \'n bitje mieër vlák
râspel (L216a Oostrum),
rijf:
riēf (L216a Oostrum),
rijfje:
riēfke (L216a Oostrum)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || keukenrasp || rasp || vlakke of holle keukenrasp
II-11, III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspelen:
râspele (L216a Oostrum),
raspen:
met het doel "ri‰fko‰k"te bakken of aardappelmeel te winnen
aerpelriēve (L216a Oostrum),
rijven:
riēve (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum),
met het doel \"ri‰fko‰k\"te bakken of aardappelmeel te winnen
riēve (L216a Oostrum)
|
aardappelen raspen || raspen
III-2-1, III-2-3
|
31882 |
raspen, grof vijlen |
raspelen:
rãspǝlǝ (L216a Oostrum)
|
Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.]
II-12
|
31426 |
ratelboor, krekelboor |
knar:
knɛr (L216a Oostrum)
|
Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.]
II-11
|
20529 |
rauw |
rauw:
raow (L216a Oostrum)
|
rauw, niet gekookt/gebraden
III-2-3
|