id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20085 | slaapkamermos | kriemelgerei: kriemelgrej (Oostrum) | slaapkamermos III-2-1 |
20303 | slabbetje, spuugdoekje | slabber: slábber (Oostrum), slabbertje: slebberke (Oostrum), zeverdoekje: zaeverduukske (Oostrum), zeverlapje: zaeverlepke (Oostrum) | morsdoekje III-2-2 |
31561 | slagstempel | slagenletter: slē̜xlętǝr (Oostrum), slagennommer: slē̜xnumǝr (Oostrum) | Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b] II-11 |
31930 | slangboor | slangenboor: sláŋǝbōr (Oostrum) | Een boorijzer voor hout dat uitloopt op een scherpe centerpunt met daaromheen twee voorsnijders en eventueel twee gutsjes. De schacht is voorzien van een enkele of een dubbele spiraal die niet snijdt, maar dient om het boorsel uit het boorgat te verwijderen. Met dit boorijzer kan men zeer nauwkeurig boren. Zie ook afb. 74a. [N 53, 165; N G, 31b; monogr.] II-12 |
20647 | slappe koffie | kruierskoffie: t Is már kruujerskoffie: het is slechte koffie kruujerskoffie (Oostrum), schotelenwater: schòttelewater (Oostrum), schotelwater: schòttelwater (Oostrum) | slappe slechte koffie || zeer slappe smaakloze koffie III-2-3 |
25152 | slecht weer, hondenweer | schouw (weer): (hetwoordelijke uitdrukking). schòw waer (Oostrum) | vreesinboezemde weersgesteldheid III-4-4 |
20648 | slechte drank | moekkefoek: moekefoek (Oostrum) | slechte kwaliteit, surogaat namaak van drank (koffie of thee enz,) III-2-3 |
31359 | slee, support | slee: slēj (Oostrum) | Het verschuifbare onderdeel van de draaibank waarop de beitelhouder is gemonteerd. De slee kan evenwijdig aan de hartlijn van de draaibank verplaatst worden. [N 33, 269] II-11 |
24552 | sleedoorn | sleen: vcroeger gebruikt als sluiting van een worst bij de huisslacht slieën (Oostrum) | sleedoorn, de doorn III-4-3 |
24535 | sleutelbloem | koekenbloemetje: koēkebluumke (Oostrum) | sleutelbloem, tuinprimula III-4-3 |