e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuzelaaar teutebel: täötebél (Oostrum) treuzelaartster III-1-4
treuzelaar zeikerd: zaekerd (Oostrum) treuzelaar III-1-4
troggewelf keldergewelf: kęldǝrgǝwø̜lf (Oostrum) Segmentgewelf, gewoonlijk ter dikte van een halve metselsteensteen, dat tussen ijzeren balken is aangebracht. Het wordt vaak toegepast als overdekking van een kelder. De lagen ervan worden evenwijdig met de balken gelegd zodat ze bij het metselen door een formeel moeten worden ondersteund. Zie ook afb. 33. In Q 121 werden de gleuven tussen de verschillende troggewelven van een kelder vaak opgevuld met stukken steen of steenslag. Men noemde deze opvulling 'schrotten' ('šrǫtǝ'). [N 32, 20a; monogr.] II-9
troosten; troost troost: troeës(t) (Oostrum), troosten: troeëste (Oostrum) troost || troosten III-1-4
trots groots: gröts (Oostrum), stolz (du.): staols (Oostrum), wreed: vrieëd (Oostrum) trots || trots, fier, prat || trots, zelfvoldaan III-1-4
trouwboekje boterbriefje: bòtterbriefke (Oostrum), trouwboekje: trowbuukske (Oostrum) boterbriefje, trouwboekje (spot.) || trouwboekje III-2-2
trouwen trouwen: trowwe (Oostrum) trouwen, huwen III-2-2
trouwkostuum bruidegom trouwpak: trowpeak (Oostrum) trouwpak, -kostuum III-2-2
trouwring trouwring: trowring (Oostrum) trouwring III-2-2
tuierhamer tuierhamer: tūrhāmǝr (Oostrum) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11