17778 |
voetzool |
zool:
zól (L216a Oostrum)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (L216a Oostrum)
|
vogel
III-4-1
|
24269 |
vogelmest |
poepje:
puupke (L216a Oostrum)
|
uitwerpselen v vogels
III-4-1
|
20127 |
volière |
vogeltjeskooi:
vuggelkesköj (L216a Oostrum)
|
vogelkooi
III-2-1
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bēǝr (L216a Oostrum)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
groot:
groeët (L216a Oostrum),
volwassen:
volwâsse (L216a Oostrum)
|
volwassen || volwassen, volgroeid
III-2-2
|
20174 |
voogd |
mom:
mòm (L216a Oostrum),
momber:
mòmber (L216a Oostrum),
mòmboor (L216a Oostrum),
mòmmer (L216a Oostrum),
mòntboor (L216a Oostrum)
|
voogd
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
beziebelen:
beziebele (L216a Oostrum),
kloten:
kloeëte (L216a Oostrum),
kullen:
kulle (L216a Oostrum),
kölle (L216a Oostrum),
verneuken:
verneuke (L216a Oostrum)
|
bedotten, bij de neus nemen || bedotten, foppen, voor de gek houden || foppen, bedriegen || te pakken nemen, foppen || voor de gek houden, foppen, bedriegen
III-1-4
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vø̜rhāmǝr (L216a Oostrum)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|
17747 |
voorhoofd |
voorkop:
vùrkòp (L216a Oostrum)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|