31387 |
driekantige vijl |
zagenvijl:
[zagenvijl] (L216a Oostrum)
|
Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b]
II-11
|
24498 |
driekleurig viooltje |
viooltje:
viola odorata
fiäölke (L216a Oostrum)
|
viooltje
III-4-3
|
27465 |
driepoot |
drie-/drijpoot:
dripūǝt (L216a Oostrum)
|
IJzeren standaard met drie poten waarop men lange stukken ijzer kan laten rusten, bijvoorbeeld wanneer één uiteinde ervan in het smidsvuur wordt verhit. Zie ook afb. 2. [N 33, 236]
II-11
|
18866 |
driftig |
giftig:
gifteg (L216a Oostrum)
|
kwaad, woedend, driftig
III-1-4
|
31463 |
drijfhamer |
drijfhamer:
drīfhāmǝr (L216a Oostrum)
|
In het algemeen een hamer die men bij metaaldrijfwerk gebruikt. Zie ook het lemma "drijven". De banen van de stalen kop van de hamer kunnen al naar gelang de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd, vlak of halfbolvormig zijn. Zie ook afb. 160. Verschillende respondenten (o.m. uit L 423, Q 117, 118) gebruikten voor het drijfwerk een bolhamer. Deze antwoorden zijn verplaatst naar het lemma "bolhamer". [N 33, 57; N 33, 66; N 64, 39g; N 64, 39c; N 66, 6g]
II-11
|
29267 |
drijfriem |
v-snaar:
vēsnǭr (L216a Oostrum)
|
Riem of snaar, vaak met trapeziumvormige doorsnede, die over schijven loopt en dient om de beweging van het ene machinedeel over te brengen op het andere. Vgl. voor het woordtype kijlriem (Q 99*, 121b) ook het Duitse keilriemen. [N 33, 259; monogr.]
II-11
|
20499 |
drinken |
kleppen:
kleppe (L216a Oostrum)
|
drinken van alkohol, speciaal van bier
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
enne störm ien \'n glas water: drukt om niets \'n Glaeske òpziene tied zörgt da\'che gezoonder ziet: matig gebruik van alkohol bevordert de gezondheid
glas (L216a Oostrum)
|
drinkglas
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
roemer:
Vat m j \'s enne wienruuëmer uut de kâstfundamenten, kelder, muren, vloeren en dak gereed voor verdere afwerking De rowbow laote we do‰n, már de rest doen we aeges
ruuëmer (L216a Oostrum),
schopje:
Doet mij már \'n schöpke bi‰r
schöpke (L216a Oostrum)
|
groot wijnglas || klein kelkvormig glas met een voetje
III-2-1
|
20564 |
droesem |
bezinksel:
bezeenksel (L216a Oostrum),
neerslag
bezeenksel (L216a Oostrum),
dik:
t Dik van de soep zit oonderien
dik (L216a Oostrum),
drabbik:
drábbek (L216a Oostrum),
As t bi‰r òp is, blieft dn drábbek aover: wanneer het werk klaar is, ziet men pas de evt. tekortkomingen Genne wien zònder drábbek: alles heeft zijn fouten
drábbek (L216a Oostrum),
drats:
drats (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
bezinksel || drap || droesem
III-2-3
|