33525 |
druiventros |
druiventros:
droēventros (L216a Oostrum)
|
druiventros
I-7
|
19274 |
drukte, gedoe |
ambras:
mar.: fr. embarras
ámbras (L216a Oostrum),
bohei (rh.):
De Limburgse vormen met b en een tweeklank aan het eind sluiten m.i. het meest aan bij de vorm die ook in het Rijnland bekend is: Buhei. In het Rheinisches Wörterbuch deel I kol. 1106 vind je heleboel vormen onder dat trefwoord. Gezien ook de vormen in het WNT zou ik in dit geval voor een trefwoord kiezen dat wat dichter bij het Limburgse (en Rijnlandse) ligt: bohei.; cf. Rh.Wb. dl. I, p. 1106 s.v. "buhei"afl. "buheikrämer"en "buheitskrämer
behaej (L216a Oostrum),
ravage:
revázzie (L216a Oostrum)
|
drukte || drukte, rompslomp || opvallende bedrijvigheid
III-1-4
|
25133 |
druppel |
regendrup:
(verkleinwoord: raegendröpke; meervoud: raegendröp).
raegendrop (L216a Oostrum)
|
regendruppel
III-4-4
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L216a Oostrum)
|
duif
III-4-1
|
24140 |
duif, overige soorten |
blauwe:
duif met blauwachtige kleur
blaowe (L216a Oostrum),
duivin
blaow (L216a Oostrum),
pauwenstaart:
powwestárt (L216a Oostrum),
postduif:
paosdoēf (L216a Oostrum),
veldkretser:
die op de akker voedsel zoekt
veldkretser (L216a Oostrum),
witkop:
witkop (L216a Oostrum)
|
duif, naar kleur || postduif || sierduif || veldduif
III-4-1
|
17666 |
duim |
deurduim:
dø̄rdum (L216a Oostrum),
toren:
tūr (L216a Oostrum)
|
Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9
|
28152 |
duimstok |
duimstok:
dymstǫk (L216a Oostrum)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
doēvin (L216a Oostrum)
|
duivin
III-4-1
|
24811 |
duizendblad |
hazegerf:
hazegaerf (L216a Oostrum)
|
duizendbloemblad
III-4-3
|
20045 |
duizendschoon |
violet:
dianthus barbatus
flet (L216a Oostrum)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|