e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durven durven: dörve (Oostrum) durven III-1-4
dwarsdrijver dwarsklepel: dwersklippel (Oostrum), dwarsknuppel: dwersknippel (Oostrum), dwarskop: dwerskop (Oostrum), warsdrijver: wérsdriēver (Oostrum), warskop: werskop (Oostrum), wérskop (Oostrum) dwarsdrijver || dwarsdrijver, stijfkop || weerbarstig persoon || weersbarstig persoon III-1-4
dweil dweil: dwael (Oostrum) dweil III-2-1
dweilen aandweilen: ándwaele (Oostrum), dweilen: dwaele (Oostrum) aandweilen || dweilen, schoonmaken met een dweil III-2-1
dwingen dwingen: dwinge (Oostrum) dwingen III-1-4
echtgenoot echtgenoot: aechtgenoeët (Oostrum), J(onger) V(enraays)  echtgenoeët (Oostrum), mens: meens (Oostrum) echtgenoot || man, echtgenoot III-2-2
echtgenote mens: meens (Oostrum), vrouw: vrow (Oostrum), òs vrow (Oostrum), vrouwtje: vrowke (Oostrum) echtgenote || echtgenote (mijn -) || echtgenote; liefkozend || vrouw, echtgenote III-2-2
eekhoorn eekpoes: inkpoēs (Oostrum) eekhoorn III-4-2
eeltwrat, zweelwrat zweel: zweel (Oostrum) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een borrel drinken proeven: Dur te veul gepruËf verdwien t höj uut de ruËf: drank leidt tot armoede  gepruūf (Oostrum), tutteren: Mienen oeëme haaj wer go‰d getutterd  tuttere (Oostrum), wippen: As klötje wipte hij enne goeje òp en àf vur speules, már nòw hij groeët is wipt hij ze liever aachteraover  wippe (Oostrum) borrel drinken || drinken van borrels || het drinken van een borrel III-2-3