e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groeien groeien: chruiə (Oostrum), grø̜̄i̯ǝ (Oostrum), groter worden: grŏŏtər werrə (Oostrum), gròttər wèrre (Oostrum), wassen: wâsə (Oostrum), wāsǝ (Oostrum) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1
groeizaam weer vors (weer): vorswaer (Oostrum) mals, regenachtig weer in de zomer III-4-4
groen (kleur) groen: gruūn (Oostrum) groen van kleur III-4-4
groene berkentak berkenrijs: baerkeriēs (Oostrum), meiboom: mejboeëm (Oostrum) berketak || berketakje III-4-3
groenling groenling: gruunling (Oostrum) groenvink III-4-1
groente groente: Vlaes is de baeste gruunte: vlees is gezond Wie veul paeper hit, paepert ok zien gruunte:wie overvloed heeft, kijkt niet zo nauw  gruunte (Oostrum) groenten III-2-3
groente, algemeen kool: koeël (Oostrum), kooltje: kölke (Oostrum) kool, groenten || kooltje, groente I-7
groentesoep prakkezeersoep: prákkezieërsoep (Oostrum) soep met allerlei gehakte of gesneden groenten en/of vlees III-2-3
grootmoeder grootmoeder: grótmoēder (Oostrum), grötmoēder (Oostrum), grootmoet: grótmoet (Oostrum), moedersmoeder: zie id. p. 359  moēdersmoēder (Oostrum), moērsmoēder (Oostrum) grootmoeder || grootmoeder van moederszijde III-2-2
grootouders grootouders: grótelders (Oostrum), grótâlders (Oostrum), grötelders (Oostrum), grötâlders (Oostrum) grootouders III-2-2